Het sprietje gras onder de statige beuk in Zellaer
Het mini madeliefje naast de reuzebalsemien in Cassenbroek
Het acrobatische eekhoorntje in de grove dennen van Harent
De fladderende dagpauwoog in de tuin van de Krankhoeve
De spokende vleermuis aan de oorlogsbunker van het Zwart Water
De flitsende stekelbaars onder de plompe baars in de Boeimeerbeek
De bijtende bever aan de oever van de Bruinbeek
De piepende spitsmuis achter de logge galloway in Mispeldonk
Kwakkende ganzen in de weilanden aan de Blijdenberghoeve
Pikkende ooievaars op de verlaten velden van Pikhakendonk
Het pronkende roodborstje in ieders tuin
We kiezen niet allen welkom
In de Ark van Bonheiden.
Stoere eiken groeiden gestaag naar de hemel
de sky was the limit
grondwater steeg en bleef staan
wortels drijven permanent in ’t nat
lossen greep en sterven.
Takken knakken, hangen en vallen
schors lost, barst en brokkelt
letterzetters bijten in de bast
dikke zwammen demonstreren verval
de specht roffelt de doodstrom.
Het bos wordt kerkhof
geen nieuwe blaadjes in de lente
geen eikels in de herfst
dode bomen waaien om en rotten
op een bed van eigen bladgrond.
Hout voor de kachel of
mirakel van afbraak en verrijzenis
een wereld van verschil!
Wolf August en zijn liefjes.
August kreeg lust, vond geen rust, sloeg op de vlucht
Eindeloos dwalen, zwerven en trekken
In de Kempen bleef hij ter plekke.
Mooie Naya voelde het kriebelen en verliet de roedel
Een pelgrimstocht over bruggen en wegen, waters en bossen
Snuiven en snuffelen naar een spoor.
Pootafdrukken wezen de weg, urinesporen gaven hoop
Schaapjes in de wei, een ree in de hei
Nog een kangoeroe erbij, boeren zijn niet blij.
Zachtjes bijten, intens vrijen, huilen van blijdschap
Naya, het liefje van August, zoveel gekust
Wie krijgt dat nog geblust?
Boze jagers met geweer, gingen harteloos tekeer
Geen happy end deze keer
Toen kwam Noëlla, hoop in bange dagen
Mogen we echt niet klagen?
De Herder en zijn Schapen.
Jaar in jaar uit, in weer en wind
de één kan niet zonder de ander.
Hij leeft voor z’n schapen
ruikt als de schapen
praat met de schapen
roept hen bij hun naam
verwent en verzorgt ze
deelt het karig maal.
Hij zoekt plantjes om te kauwen
blaadjes om te wrijven
mijdt gif, zuur en bitter.
Hij vindt het leger van de haas
de pijp van het konijn
het nest van de vogel.
Hij kan fluiten als de spreeuw
piepen als de muis
tsjirpen als de krekel
huilen als de wolf.
De wind speelt muziek
nooit is er paniek.
De maan en de sterren vullen z’n scherm
voorspellen regen en wind.
In de donkerste nacht vreest hij duivel noch spook
alleen een mooie heks brengt hem van de kook.
Geheimzinnig Cassenbroek
Uniek landschap met ruigten en ruggen
Bulten en beken
Waar menig boer en soldaat
In bleef steken.
Aangespoeld klei, leem en zand
Rusten hier in ’t natte land
In broeken van elzen en populieren verscholen
Lopen sporen en wegen eindeloos verloren.
Moerassen met verraderlijke schadden
Huizen ranke reeën en parende padden
Tussen Bonheiden en Rijmenam
In niemandsland
Krijgen we de natuur in pand.
Het verborgen loflied
Als er één vogel is die het loflied van al het moois dat Mispeldonk te bieden heeft in alle glorie kan brengen, dan is het wel de nachtegaal.
Met zijn heldere, vibrerende stem
Een fluitinstrument met veren
Gebracht door de lentebode en zomergast
Het zoetgevooisd vliegertje met honingzoete, parelende zang
Komende uit het niets
Wat een verscheidenheid aan tonen en klanken
Sprankelend rijk aan variatie van toon en intensiteit
Een onbegrensde uiting van verlangen
Enerzijds perfectie, anderzijds dromerige melancholie
Bewondering, ontroering, meditatie, extase
Van de morgen tot de avond, van zingen krijg je nooit genoeg!
Eenmaal vrouwtje gevonden en nestje gebouwd
Eitjes gelegd, uitgebroed en bedelende jongen
Gedaan met al dat moois
Van op de bodem, tussen bramen en netels
Roept het vrouwtje
Is dat al wat jij te doen hebt
Weet jij niet beter
Moet ik ’t al alleen doen?
Hoe graag hij zich ook hoorde zingen
De plicht roept
Zingen is nu geen prioriteit meer
Tot april volgend jaar worden de instrumenten
Netjes opgeborgen en ingepakt
Wie niet kwam luisteren
Wie wegbleef uit angst voor donker of muggen
Afspraak: volgend jaar, zelfde tijd, zelfde plaats!
Als ’t maar waar is!
…
Julien Van Goethem uit ‘Mispeldonk…van Boerenland tot Natuurgebied’.
Heimwee naar de Veldleeuwerik.
Dag ‘pilgrim of the sky’
Al vroeg in ’t voorjaar
Voor dag en dauw
Kondig je de nieuwe dag aan.
Een loflied aan de heer, de boer en de wandelaar
Dronken van blijdschap stijg je naar de hemel
Wil je de hemelpoort openen?
Waarom kom je dan telkens terug naar de aarde?
Met een pure, gevleugelde stem
Een ziel met vleugels, een aanstekende vrolijkheid
En met een juichende extase
Breng je het landschap tot leven.
Je geeft het een nieuwe dimensie
Een pastorale sfeer met een kosmische ervaring
Terwijl je tiereliere zang versmelt met de omgeving
Stijgen, zweven, dalen en altijd opnieuw blijven zingen!
Julien van Goethem uit ‘Mispeldonk…van Boerenland tot Natuurgebied
Een nieuw jaar
Een nieuw jaar brengt nieuwe kansen
laten we ze niet verkwansen.
Lente met sterk licht en fris groen
daar kunnen we wat mee doen.
Zomer met lange dagen
daarover gaan we toch niet klagen.
Herfst met een palet aan kleuren
niets om over te zeuren.
Winter met veel tijd om te bezinnen
laat ons met goede wil opnieuw beginnen!!!
Blauwe Reiger op bezoek
Blauwe reiger vindt tuinvijver
Met veel vissen
Gekleurde vissen
Dikke vissen
Domme vissen
Blauwe reiger zoekt landingsbaan
Een plaats om te staan
Dicht bij de vijver
Uit het zicht van het raam
Blauwe reiger vraagt tijd
Om voorzichtig te naderen
Om te kijken
Om te kiezen
Om toe te slaan
Blauwe reiger vraagt begrip
Voor de honger
Voor de methode
Voor de keuze
Voor die vis ocharme!
Vele jongens en meisjes zongen ‘oud jaar, nieuw jaar’
Allen hebben we gefeest, gewenst en gekust
Nog is het wachten op meer licht en nieuw groen
Zal het nog vriezen, zal het nog sneeuwen?
Lage mist brengt rust over Mispeldonk
Cassenbroek loopt opnieuw vol water
Vele kale bomen waken over ons stukje Kempen
Grove dennen blijven kraken en spoken
Paartjes kauwen warmen op rokende schouwen
Eksters beginnen al vlijtig te bouwen
Sneeuwklokjes en krokussen brengen hoop
En de Bonheidenaar, hij ploegde voort!
Ongeduldige padden gaan op trek
Ook de citroenvlinder kan niet wachten
Levenslustige merels oefenen in het fluiten
Komaan… allen naar buiten!
De Sluikstorter
Hij is jong, hij is oud
en in alle geval zeer stout.
Hij kent Bonheiden als z ‘n broekzak
dumpen of storten, dan is hij op z ’n gemak.
Het hoeft niet met auto en aanhangwagen
alles is goed om het gezag te plagen.
Het kan zelfs met brommer of fiets,
pas dan duikt hij op uit het niets.
Genieten doet hij vooral de volgende dagen
waarom zou hij het er niet op wagen?
Hij is er van af, het is geslaagd
en niemand heeft iets gevraagd.
Trieste mensen, echte primitieven
en altijd komen ze op hun positieven.
Bedriegers van nature uit,
wanneer vallen ze eens op hun snuit?